Een verhaal van Thierry Baudet over de Europese Unie dat het lezen meer dan waard is. Lees en huiver over de dictatuur die EU heet :
“In zijn dystopische klassieker, The Managerial Revolution (1941),  introduceert de Amerikaanse politicoloog James Burnham het concept  gecontroleerde democratie. Volgens hem zullen de Europese  burgerdemocratieën in de tweede helft van de twintigste eeuw  min of  meer ongemerkt en stapje voor stapje  worden overwoekerd door  bureaucratische netwerken die achter de schermen, ver verwijderd van  electoraat en publiek debat, de werkelijke beslissingen nemen. Terwijl  de reële democratische volksinvloed daardoor verdwijnt, verwacht Burnham  nadrukkelijk niet dat de Europese staten ook in naam zullen worden  opgeheven. De vele landen die feitelijk worden opgeheven zullen in naam  blijven bestaan; ze kunnen als bestuurlijke subdivisies blijven  functioneren, maar hebben geen soevereiniteit meer. Ook zullen er  verkiezingen blijven; die geven de managers immers inzicht in de  preferenties van de consument-burger terwijl ze bovendien aan mogelijke  tegenkrachten een uitlaatklep bieden. Burnham voorspelt dus politiek  theater in de vorm van schijnverkiezingen tussen kandidaten die over  alle wezenlijke kwesties eender denken, die vervolgens tegen een vast  maandsalaris voor de ogen van de argeloze toeschouwer debatteren in  schijnparlementen, terwijl ondertussen allang vaststaat wat de uitkomst  zal zijn  de knopen zijn immers elders al doorgehakt. Het werk van James Burnham vormde niet alleen de belangrijkste  inspiratiebron voor George Orwells 1984, de kans is groot dat Burnham  ook een beslissende invloed heeft gehad op Jean Monnet en Robert  Schumann  de bedenkers van de huidige Europese Unie. Want nadat zij in  eerste instantie probeerden om met open vizier een United States of  Europe door de nationale parlementen te loodsen (en zodoende langs  koninklijke weg de volkeren onder te brengen in een continentaal  staatsverband) kozen ze, nadat het Franse parlement hun plannen (onder  luid gezang van de Marseillaise) in 1954 wegstemde, voor precies deze  geleidelijke, tersluikse benadering uit The Managerial Revolution om  alsnog hun doel te bereiken. Deze eurocraten zelf noemen hun strategie functionalisme, en het idee  daarvan is dat door het zogeheten spillover effect steeds meer  macht  onvermijdelijk  centraal komt te liggen. De ene functie  dwingt tot de andere functie. Dus: je verkoopt open grenzen als een  handigheidje; en na verloop van tijd doe je alsof je verbaasd bent dat  ze dwingen tot centraal immigratiebeleid. Je presenteert de eenheidsmunt  als facilitator van de handel zonder dat er soevereiniteit mee wordt  overgedragen; als de (onvermijdelijke) kredietcrisis zich aandient, druk  je er centrale begrotingscontrole doorheen. In de leugenachtige woorden  van Monnet zelf: “Wij wensen dat de gemeenschap gestalte krijgt in een  geleidelijk proces van verandering. Pogingen de vorm te voorspellen die  zij uiteindelijk zal aannemen zijn een contradictio in terminis.”  Terwijl hij eerder nog openlijk had toegegeven dat hij simpelweg  streefde naar een federale staat, ging het vanaf nu ineens om een open  toekomst. Het kon zelfs schadelijk zijn om hier te veel kritische  vragen bij te stellen: “Vooruitlopen op de uitkomst smoort de  inventiviteit”, aldus Monnet. “Alleen met doorzetten, voorwaarts en  omhoog, zullen we nieuwe horizonten ontwaren.”                         In zijn poging het Europese project van een filosofische  rechtvaardiging te voorzien schreef de Duits-Amerikaanse bestuurskundige  Ernst Haas eind jaren zestig dat wij geen enkel ander alternatief  hebben dan onze toevlucht te nemen tot geleidelijkheid, tot omwegen,  tot functionalisme, als we een regio wensen te integreren. Hij  vervolgt: De functionalist die vertrouwt op geleidelijkheid en omwegen  om zijn doel te bereiken, moet een strategie kiezen die veel mensen  verenigt en weinigen vervreemdt. Hij kan slechts met kleine stapjes en  zonder helder logisch plan vooruitkomen, want als hij met forse stappen  en op meesterlijke wijze vooruit zou komen, dan zou hij de steun van  velen verliezen. Het volvoeren van dit pad maakt integratie vrijwel  vanzelfsprekend, legt Haas uit, totdat deze dan uitmondt van niet meer  dan een douane-unie in een economische unie en een politieke eenheid. Precies zo is het gegaan. Achter de ogenschijnlijke vrije, spontane  samenwerking van nationale democratieën gaat inmiddels een vrijwel  geheel opgetuigde continentale superstaat schuil  stapje voor stapje  opgebouwd en verscholen in de onmetelijke burelen van de Brusselse  bureaucratie, in Commissievergaderingen en schimmige achterafzaaltjes,  in richtlijnen die soms pas jaren later in werking treden, in  strategische akkoorden of besluiten van het comité voor de regios. De  speelruimte van de lidstaten is gereduceerd tot vrijwel nul. Een voorbeeld. Vorige zomer heeft het Nederlands parlement het  associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne geratificeerd. Samen  met GeenPeil en het Burgercomité EU heeft mijn denktank Forum voor  Democratie vervolgens meer dan 300.000 handtekeningen in een periode van  zes weken verzameld  waarmee een (adviserende, niet-bindende)  volksraadpleging over dit besluit werd geforceerd. Het referendum werd  gehouden op 6 april 2016 en resulteerde in een massief NEE van 61  procent. Toen gebeurde iets eigenaardigs. Premier Mark Rutte verklaarde bescheten  dat het Nederlandse parlement het verdrag weliswaar had geratificeerd   en formeel was een dergelijke ratificatie ook noodzakelijk geweest   maar dat óók als ons land nu zijn handtekening zou intrekken, het  verdrag alsnog gewoon door zou gaan. Met andere woorden: onze hele  nationale ratificatieprocedure was één grote schijn geweest. Al die  debatten over nut en noodzaak van het verdrag waren niets dan  window-dressing. Natuurlijk maakt de EU nog altijd gebruik van nationale  parlementen en nationale ratificatieprocedures; natuurlijk schaft men  de instituties die democratisch brood en spelen bieden niet af; maar hun  betekenis is symbolisch geworden. Het is, precies zoals Burnham het  noemt, een vorm van gecontroleerde democratie. Een paar maanden later deed zich een volgend treffend voorbeeld voor.  Het Nederlandse parlement kreeg een paar uur (!) de tijd om honderd  bladzijden EU-plannen over centrale pensioenregels door te nemen. Mocht  de minister haar goedkeuring geven aan dit grandioze schema dat  uiteindelijk meer dan 1.200 miljard euro Nederlands spaargeld onder  Brussels gezag zou stellen? Men stemde er inderdaad maar gewoon mee in.  Verbijsterd belde ik een parlementslid van de Christendemocratische  fractie op. Hij zei dat het ondoenlijk was geweest om in het korte  tijdsbestek uit te zoeken wat precies de consequenties van de  voorgenomen maatregelen zouden zijn. Bij twijfel op de rem gaan staan  was echter geen optie
 want Nederland had toch allang geen vetorecht  meer in de Brusselse afdelingen waar dit soort zaken werden besloten! De vergelijking dringt zich op met een strenge onderwijzer, die de  leerling huiswerk opgeeft en zegt: Dit ga je maken, goed? Spreken we  dat af? De vraag is louter retorisch, louter voor de vorm  en is even  vernederend voor de leerling als de kunstmatige schijninstemming met  Europese besluiten is voor de volkeren van het continent.  Nationale politieke leiders worden ondertussen gecoöpteerd, doordat hen  een toekomstige positie in het vooruitzicht wordt gesteld met hoog (en  grotendeels belastingvrij) salaris, met chauffeur en andere uitstekende  arbeidsvoorwaarden  en zonder enige mogelijkheid om uit die positie  ontheven te worden door dwarsliggende electoraten. Onze minister van  Financiën is zelfs tijdens zijn nationale loopbaan  en juist op het  moment dat Nederland voor problemen dreigde te gaan zorgen wegens  twijfel over steunmaatregelen voor Griekenland!  voorzitter gemaakt van  de eurogroep. Een grotere schending van de machtenscheiding is  nauwelijks denkbaar; de heer Dijsselbloem is daardoor immers aanklager  en rechter tegelijk geworden! Maar het kon allemaal in eurotopia; en  nauwelijks was hij overigens benoemd of hij schafte de ministeriële  werkgroep af die na moest denken over exit-strategieën bij een volgende  eurocrisis. Toeval? Eh. Ik denk het niet. Ook het maatschappelijk middenveld is in de greep van de EU gekomen.  Oxfam, het Wereldnatuurfonds, One World Action, en honderden (zo niet  duizenden) andere goede doelen ontvangen jaarlijks miljoenen euros  aan subsidie van de EU  en wie keert zich nou tegen de hand die hem  voedt? Door de EU opgerichte beroepsverenigingen doen daar nog een  schepje bovenop. Zo is daar de European Union of Journalists, de  European Womens Lobby, de European Cyclists Federation, enzovoorts   allen geheel onderdeel van het Brusselse managementsysteem, en ook zij  bepleiten uiteraard voortdurend het nut van verdere Europese  machtsvergroting. Op universiteiten wordt het project ondertussen door de bekleders van de  Jean Monnet-leerstoelen gepropageerd  en zó sterk is daar de pensée  unique, dat bevriende medewerkers aan economiefaculteiten mij regelmatig  op fluistertoon vertellen dat ze onmogelijk openlijk kritiek op de euro  zouden kunnen hebben. Ze zouden geen promotie meer kunnen maken, geen  aanstelling meer kunnen bemachtigen. En wat te denken van de academische  onderzoeksgelden? Verwacht iemand werkelijk dat kritische geluiden door  het Europese Horizon-netwerk (dat miljarden aan voorheen nationale  onderzoeksgelden mag besteden) worden gehonoreerd? Dan toch liever een  studie naar de gevaren van nationalisme of xenofobie (zoals kritiek  op de open grenzen in Orwelliaanse eurospeak wordt genoemd).  Ook heeft de EU zich ontpopt tot beste vriend van het grootbedrijf. Ook  al presenteert ze zich als bestrijder van kartels, in wezen werkt de EU  kartelvorming in de hand doordat lobbies van grote bedrijven direct aan  tafel zitten bij de Commissie (in de zogeheten expert-groepen) en  regelgeving opstellen die het voor deze multinationals mogelijk maakt  hun product over de gehele EU uit te rollen en ondertussen, middels veel  te strikte voorwaarden, kleine ondernemers te verpletteren. Denk aan  het verbod op het slachten van dieren op boerderijen (officiële doel:  bescherming van de volksgezondheid). De bio-industrie vaart er wel  bij, kleine biologische eenpitters gaan eraan onderdoor. Denk aan de  regels voor bed&breakfasts (bijvoorbeeld met betrekking tot  sanitaire voorzieningen of het houden van huisdieren), waardoor het  steeds lastiger wordt voor kleine en middelgrote ondernemers om te  concurreren met grote hotelketens. Denk aan de regels voor glazenwassers  en condooms; voor groente en fruit; voor rauwmelkse kazen, voor witte  en gele koplampen, voor stofzuigers van meer dan 1800 watt, voor  koffiezetapparaten en vitamine-preparaten
 Als je goed kijkt blijkt er  steeds een klein groepje grote, grensoverschrijdende bedrijven achter te  zitten die het Midden- en Kleinbedrijf (waar de eigenlijke welvaart en  innovatie zit) wegdrukken met regelgeving die  ogenschijnlijk  in het  belang is van één of ander vaag, abstract doel. Dierenwelzijn,  vrouwenemancipatie. Iets met milieu. Big business en big government gaan dus hand in hand en vormen een  conglomeraat van managers waarin men elkaar de bal toespeelt  vandaar  ook dat de overstap zo gemakkelijk is geworden en voormalig Goldman  Sachs-topman Draghi bijvoorbeeld een transfer maakte naar de ECB terwijl  Barroso onlangs naar Goldman Sachs verkaste; vandaar dat Verhofstadt  190.000 euro per jaar incasseert als adviseur van investeringsfondsen  met schaliegasbelangen (onder meer in Oekraïne) en Hans van Baalen  behalve Europarlementariër ook commissaris was bij Mercedes-Benz. Hoeft  het nu nog te verbazen dat de auto-industrie erin slaagde om samen met  de Europese Commissie wetgeving te vervaardigen die grote voordelen  bood aan
 dieselmotoren? Terwijl in Japan volop experimenten gaande  waren met elektrische autos had Volkswagen begin jaren 90 de  TDI-dieselmotor te slijten. Het geheel aan EU-regels dat werd opgesteld  werd gepresenteerd vanuit het oogmerk van milieubescherming (want  dieselmotoren stoten minder CO2 uit dan benzinemotoren). Maar  ondertussen vervuilt diesel tot twintig keer meer dan benzine. Het  gevolg van de stimulans: het marktaandeel van dieselmotoren groeide van  zon 10 procent in 1995 tot meer dan 50% in 2012. Ook een gevolg:  duizenden doden door onder meer stikstofdioxide. Luchtvervuiling doodt  wereldwijd immers meer mensen dan AIDS en malaria tezamen. Daarbij is het van belang om te begrijpen dat al deze processen en  systemen natuurlijk niet vanuit één centrale plaats worden aangestuurd   de truc is juist dat de Europese soevereiniteit niét is vast te pinnen.  Integendeel, zou ik welhaast willen zeggen: de soevereiniteit is  volledig verwaterd en verdund, als damp heeft zij zichzelf vertakt en  verspreid en vermengd. Haast iedereen is daardoor de greep erop  verloren. De Commissie initieert, de Raad van Ministers vergadert  (notulen geheim), de Raad van Regeringsleiders doet nog een duit in het  zakje en dan zijn daar nog het Hof van Justitie, de overlegorganen met  nationale politici, de geformaliseerde lobby-organen, de zogeheten  Coreper-bijeenkomsten en niet te vergeten: het parlement, een orgaan  met 751 leden die van zichzelf beweren de 600 miljoen Europeanen die  elkaar onderling niet kunnen verstaan te vertegenwoordigen, en die mogen  meepraten met allerlei zaken die in en rond de EU gebeuren. Enfin. Het  resultaat van dit alles is een machinerie die niemand meer in de hand  heeft, die niemand kan controleren  en die niemand kan hervormen. Maar nu komt het meest verbijsterende: ook de grootste eurofiel erkent  dit. In een bijzonder cynische manifestatie van opnieuw Orwellianse  eurospeak wordt dit gegeven  dat zo wezens-eigen is aan de EU!  het  democratisch deficiet genoemd. Men kijkt ernstig en sereen en  herhaalt: ja, u heeft gelijk, er is een democratisch tekort. Briljant!  Alsof het een tijdelijk falen betreft dat ongewenst is, maar  overkomelijk. Een financieringsprobleempje waarvoor overbruggingskrediet  nodig is. Te weinig vitamientjes. Slaapgebrek. Iets dat zich in elk  geval spoedig zal herstellen. Een onbalans die binnenkort weer in  evenwicht komt. Maar zoals Burnhams analyse van de managersrevolutie duidelijk maakt: de  afschaffing van de democratie door de EU is net zo min tijdelijk als  overkomelijk. De EU is niet zozeer ondemocratisch als wel  antidemocratisch. Een democratische EU is onmogelijk. De plannen van  Monnet en Schumann die in 1954 met open vizier werden gepresenteerd en  werden weggestemd, zouden vandaag de dag wéér worden weggestemd. Niemand  wil in een United States of Europe leven. Europa is geen land. We  verstaan elkaar niet. 600 miljoen is veel te veel voor een goed  werkende, transparante volksregering. Dus moeten regeringsleiders, parlementen en andere politici doen alsof.  Ze moeten doen alsof de EU geen staat is en ook nooit een staat zal  worden; ze moeten doen alsof ze greep hebben op de Brusselse  besluitvorming; alsof de mensen daar democratisch gekozen zijn en  alsof zijzelf verantwoording verschuldigd zijn aan de kiezer en door hem  af te rekenen zijn  om het Copernicaans te zeggen: ze moeten doen  alsof ze in een baan rond de kiezer zweven. Maar dat is allang niet meer  het geval. Ze zijn onderhorig aan Brussel en ingelijfd door het  continentale systeem. De EU draait niet om de natiestaten heen  de  natiestaat is een satelliet geworden in het blauwgele sterrenstelsel van  de EU. In 1946 schreef George Orwell een uitgebreide kritiek op het denken van  Burnham. Uiteindelijk, stelde hij, zal de heerschappij van de managers  niet kunnen voortduren omdat (1) het een gesloten kartel is waarin na  verloop van tijd te slechte en te zwakke mensen komen bovendrijven om  het systeem nog langer gaande te houden, en (2) de menselijke  vrijheidsdrang te groot is en dankzij de moderne communicatiemiddelen  niet kan worden ingekapseld. Hoewel Orwell in zijn roman 1984 zou  voortbouwen op de visionaire dystopie van Burnham, en een wereld zou  schetsen waarin de macht van de managers compleet en eeuwigdurend is  geworden, bood hij in zijn politieke filosofie juist een aanknopingspunt  voor hoop. De praktische vertaling daarvan, de uitweg zogezegd, is het referendum.  Overal in Europa zien we de roep om het plebisciet, om directe  volksinvloed. Burgers vragen in massaal ondertekende petities om  zeggenschap, politici kunnen er niet meer omheen en beloven  schoorvoetend aan hun kiezers meer directe beslissingsmacht. Omdat de EU  nog altijd lippendienst verleent aan de democratie en beweert (hoe  onzinnig dat ook is) te handelen in naam van de bevolking, zijn  referenda de achilleshiel van het managerssysteem. Een volksopstand kan  gemakkelijk worden neergeslagen; nieuwe politieke bewegingen kun je  inkapselen; maar referenda vallen buiten de greep van de  bureaucraat-heersers. Met één referendum is de strijd natuurlijk niet gewonnen. Zowel de  Fransen als de Nederlanders zeiden in 2005 met overweldigende  meerderheid NEE tegen de Europese Grondwet. Een paar jaar later kwam die  Grondwet er alsnog, zij het onder een andere naam. Jarenlang bleef het  stil, totdat de Grieken in 2015 weer mochten stemmen en NEE zeiden in  het referendum over de voorgestelde bezuinigingsmaatregelen. De EU  besloot om premier Papandreou af te zetten en te vervangen door een  ongekozen voormalige vice-president van de ECB (Papademos). Hoe lang  houden de eurocraten dit nog vol? Het tweede Nederlandse referendum   eerder dit jaar  kan niet opnieuw volledig genegeerd worden. De keuze  van de Britten om uit de EU te stappen zal grote gevolgen hebben. In de  herfst zullen Hongarije en Oostenrijk een referendum houden over  Europese immigratiequota. Finland overweegt een referendum over de euro.  In november stemt Italië over de Europese bezuinigingsmaatregelen.  Onlangs wierp ook de Tsjechische president een balletje op voor een  referendum over uittreden  een zogeheten Czexit. De coalitie van Vrije Landen werd tot nu toe geleid door Noorwegen,  IJsland en Zwitserland. Met Groot-Brittannië als vierde lid begint het  een winnend team te worden. Door de Britse onderhandelingen met de EU  zal het alternatief voor een continentale superstaat duidelijke  contouren gaan aannemen. Een veel aantrekkelijkere samenwerking op basis  van vrijheid, soevereiniteit en democratie kan gestalte krijgen. Nu is  het moment om door te pakken en het imperium van de managers ten val te  brengen. Nu is het moment om de gecontroleerde nepdemocratie te  vervangen door volksregeringen die verantwoording verschuldigd zijn aan  ons,  burgers, en die handelen in onze belangen. Het gaat natuurlijk bar  slecht met ons continent en het wanbestuur is stuitend. Maar ik ben vol  hoop voor de toekomst!”
 THIERRY BAUDET
Dit is de Nederlandse versie van een essay dat oorspronkelijk in het Duits is verschenen in het Zwitserse tijdschrift Die Weltwoche.